Het belang van wilde bomen en struiken

Het belang van wilde bomen en struiken

 

Van de natuurlijke bosvegetatie in Nederland zijn nog maar kleine relicten over met wilde populaties van inheemse soorten. Van het totale bosareaal en landschapselementen met bomen en struiken bestaat minder dan 3% substantieel uit wilde bomen en struiken. Deze zijn meestal te vinden in oude houtwallen, bosranden en langs niet rechtgetrokken beekoevers. Veel wilde populaties van inheemse soorten zijn te klein om voortbestaan duurzaam te waarborgen, waardoor zeker de helft van de inheemse soorten bomen en struiken als bedreigd kan worden beschouwd. Zo ook de wilde appel en wilde peer: van deze zeer bedreigde soorten verdwijnen steeds meer oorspronkelijke groeiplekken.

De term ‘wild’ staat in deze context gelijk aan ‘autochtoon’. Bij inheemse soorten wordt er onderscheid gemaakt tussen autochtoon (wild) en niet-autochtoon. Autochtoon is zowel als soort inheems en als genetisch individu inheems, waardoor de autochtone boom onderdeel is van een populatie die zich hier sinds de laatste ijstijd spontaan heeft gevestigd. Niet autochtone beplanting heeft een andere (vaak onbekende) herkomst en is aangeplant buiten het oorspronkelijke verspreidingsgebied. Beplanting kan weliswaar inheems zijn, maar daarmee niet per definitie  autochtoon.

Wilde bomen en struiken zijn van grote ecologische waarde. Gedurende tienduizend jaar aan ontwikkeling sinds de laatste IJstijd hebben deze wilde bomen en struiken de basis gelegd voor de huidige biodiversiteit in Nederland. Daarbij heeft elke wilde boom of struik een web van organismen om zich heen. Deze organismen leven van deze specifieke boom/struik of hebben er een associatie mee. Populaties van wilde bomen en struiken bevatten in principe een grote natuurlijke genetische variatie. Dit maakt de soorten weerbaarder voor klimaat- en milieuveranderingen. Bomen en struiken van niet wilde herkomst vertegenwoordigen meestal een veel kleinere genetische variatie, omdat ze het product zijn van selectie. Dit maakt ze kwetsbaarder.

De veerkracht van bomen en struiken die in huidige natuurlijke habitat groeien, is groot. In de afgelopen millennia hebben ze in ieder geval vele wisselingen van klimaat doorstaan. Alle reden om te veronderstellen dat ze de huidige temperatuurveranderingen zullen doorstaan. Belangrijk is wel dat de populaties niet te klein zijn. De huidige, gelukkig steeds minder gedeelde, opvatting dat we de inheemse flora kunnen afschrijven en vervangen door aanplant van zuidelijke soorten, is in alle opzichten ongewis. Experimenten met zuidelijke herkomsten zijn, zeker voor de houtteelt en multifunctionele bossen, aan te bevelen, alleen niet binnen en in de bufferzone van oude boskernen. Dit gebeurt helaas nu op grote schaal, onder andere doordat er in de Bossenstrategie te weinig aandacht is voor oude boskernen en wilde bomen en struiken.