Geschiedenis

Geschiedenis

De wilde appel en wilde peer zijn niet alleen belangrijk natuur- en genetisch erfgoed, maar ook cultuurhistorisch buitengewoon waardevol. De wilde appel kwam al voor rond de laatste ijstijd, zo’n 7500 voor de jaartelling. Hiermee kunnen we dus zeggen dat de wilde appel behoort tot onze inheemse flora. Archeologen hebben meerdere malen verkoolde appeltjes opgegraven bij prehistorische nederzettingen. In de Alblasserwaard en Schipluiden zijn hele vruchten van de wilde appel opgegraven. Van de wilde peer zijn minder archeologische vondsten gedaan. Wel is er in 2001 een verkoold perenzaadje uit de steentijd, zo’n 5000 jaar oud, gevonden in Ypenburg, Zuid Holland.

Zowel de wilde appel als de wilde peer kwamen onder meer voor in voormalige (eiken-) hakhoutbossen. Dankzij het regelmatig afzetten van de voornamelijk eikenbomen op de hakhoutpercelen kregen de twee licht minnende wilde fruitbomen de kans om te groeien en vruchten te produceren. De wilde appels en wilde peren werden gebruikt als goedkoop veevoer.

Maar dat de wilde appel en wilde peer hier en daar bewaard zijn gebleven heeft, naast toeval, waarschijnlijk ook te maken met de jacht. Van sommige bossen zijn oude verordeningen uit de 16e en 17e eeuw bekend waarbij het weghalen van deze bomen streng verboden was. De vruchten van de wilde appel en wilde peer trekken wild aan, zoals reeën en zwijnen, wat het ideaal maakt om te jagen in de nabijheid van deze bomen.

In de tijd van de oude Grieken werd het hout van de wilde appel en wilde peer gebruikt voor het maken van sculpturen en speerpunten. Later werd het gebruikt voor draai- en houtsnijwerk, zoals houtverbindingen. Maar ook voor alledaagse voorwerpen zoals keukengerei, meubels, handvaten, speelgoed, (delen van) muziekinstrumenten, persen, drukblokken en spinnenwielen. In Nederland werd wild appelhout benut voor beschoeiingen van waterkanten, zoals in Wijk bij Duurstede.

In de natuurgeneeskunde was de wilde peer een belangrijk product: perensiroop werd gebruikt als middel tegen migraine en diarree. Verder werd de wilde appel door de Germanen en Kelten gebruikt om most te maken. Most is een drank waarbij het sap vermengd wordt met honing. Het zure sap van de wilde appel was een belangrijke basis bij de bereiding van verjus, lijkend op appelazijn, wat gebruikt werd voor salades en voor het inmaken van groenten en fruit.